|
DE HEILIGE STAD
Terwijl ik lag te slapen kreeg ik een schone droom:
Ik was in 't oud Jeruzalem, stond aan de tempelzoom
Ik hoorde de kind'ren zingen: een lied vol blijde klank;
En 't was als paarlen engelen zich juichend aan hun zang.
Jeruzalem, Jeruzalem.
Zingt nu het hoogste lied
Hosanna in de hoge,
Hosanna hoor Uw lied.
Opeens werd het alles zo donker om mij heen.
Het kinderkoor verstomde en de eng'len-schaar verdween.
Ik zag het kruis verrijzen; toen werd het plots'ling nacht,
En klonk van gindse heuveltop een stem; Het is volbracht.
Jeruzalem, Jeruzalem.
Zingt nu het hoogste lied
Hosanna in de hoge,
Hosanna hoor Uw lied.
En weer zag 'k een ander beeld, doch nu vol
heerlijkheid:
Een stad die, als een bruid versiert,
Haar koning wachten beidt.
'k Zag straten van het zuiverst goud,
Door d' open paarlenpoort.
Geen wanklank werd gehoord.
Maar onder harp en eng'lenstem,
Tot eer van God en van het lam,
In 't nieuw Jeruzalem.
Jeruzalem, Jeruzalem.
Nu is voorbij uw strijd!
Hosanna in de hoge,
Hosanna in eeuwigheid. |
|
Het schilderij is opgebouwd uit:
- The Holy City
- U zij de glorie
- 1 Koningen 7
- Jesaja 11
- Hosea 2
- Johannes 19
- Openbaring 21
|
Geen wanklank werd gehoord.
Het zevende kind op het schilderij met de slang
Jesaja 11 vers 8,
9 en 10
Bij het hol van een adder
speelt een zuigeling,
een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg.
Want kennis van de HEER vervult de aarde,
zoals het water de bodem van de zee bedekt.
Op die dag zal de telg van Isaď als een vaandel voor alle
volken staan.
Dan zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend
zijn.
Hosea 2 vers 20,
21 en 22
Op die dag sluit ik voor
mijn kinderen een verbond met de dieren van het veld en met
alles wat vliegt en kruipt. Ik maak een einde aan het geweld van
boog en zwaard in hun land, zodat ze in rust en vrede kunnen leven.
Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, ik zal je hecht aan mij
verbinden, door liefde en ontferming.
Mijn vrouw zul je zijn, want ik beloof je trouw, en jij zult
de HEER toegewijd zijn. |
|
Centraal in het
schilderij
Het beeld van een
parelpoort met daarin de schittering van het Lam vol heerlijkheid met de
overwinningsvaandel.
De zingende kinderen er voor.
Onder de poort de twaalf grondstenen.
De droom is in het oude Jeruzalem bij de tempel, maar gaat over het
Nieuwe Jeruzalem.
|
Opbaring 21 vers 21, 22 en 23
De twaalf stadspoorten
waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten van de
stad waren van zuiver goud en schitterden als glas.
Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de
Almachtige, is haar tempel, met het lam.
De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig:
over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht.
De twee bronzen zuilen Boaz en Jachin, links en rechts naast de
parelpoort. Beelden van de oude tempel. Het oude Jeruzalem. 1
Koningen 7 vers 14 – 22
Boaz betekend “In Hem is de kracht”
Jachin betekend “Grondvester”
Een grote
vierkante gouden stad achter de poort. Openbaring 21 vers 16 |
|
Rechts- en links bovenin
het schilderij
Opeens werd het alles zo
donker om mij heen.
Het kinderkoor verstomde en de eng'len-schaar verdween.
Ik zag het kruis verrijzen; toen werd het plots'ling nacht,
En klonk van gindse heuveltop een stem; Het is volbracht.
Johannes 19 vers 30
Nadat Jezus ervan gedronken had
zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
|
U ZIJ DE GLORIE
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Uit een blinkend stromen daald' een engel af,
heeft de steen genomen van 't verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer!
Hij brengt al de zijnen in zijn armen weer.
Weest dan volk des Heren, blijd'en welgezind
en zegt telkenkere: "Christus overwint!"
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
die mij heeft genezen, die mij vrede geeft.
In Zijn Godd'lijk Wezen is mijn glorie groot,
niets heb ik te vrezen in leven en dood.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer. |
|
|
|