Door het raam kijken we naar buiten, de stad in, en zien Haman gespietst op
de paal hangen.
Esther kijkt, over haar schouder ook door het raam, naar de vernederde en gespietste Haman.

Op de vensterbank van het raam liggen z.g.n. Hamansoren en een Ratel.
Onder het raam staat een tafeltje met daarop, een beeldje, Haman die voor het paard en Mordechai uitloopt en hem de eer bewijst.
Als je weer door het venster kijkt, zie je de kleding van Haman onder de paal liggen.(Men werd naakt op een paal gespietst.)

Iets rechts van het midden staat Mordechai, hetzelfde gekleed (koninklijk gewaad) als het 'beeldje'. Mordechai is in het paleis als tweede na de koning.
Mordechai heeft een perkament in de hand. De rondzendbrief waarin hij de Joden de vrijheid geeft zich te verdedigen en zich te vreken op hun vijanden.
Met de andere hand geeft hij een aanwijzing. (zoals een belangrijk persoon dat doet) Rechts naast Mordechai op de grond, iets dat er uitziet als een trap, met daarop de maanden en de data. Op de maand Adar en de 13e liggen blokjes.